Eerder al gesignaleerd, hierbij nog een analyse. Volgens Europese bevoegdheidsregels dient een procedure tegen een consument te worden ingesteld voor de gerechten van de lidstaat op het grondgebied waarvan de consument woonplaats heeft. Op dezelfde manier kan de consument, indien hij zelf een procedure instelt, er altijd voor kiezen om dat in zijn eigen lidstaat te doen.Deze procedurele consumentenbescherming is van toepassing op het afsluiten door consumenten van overeenkomsten van koop en verkoop op afbetaling, overeenkomsten ter financiering van een verkoop, en alle andere overeenkomsten met een persoon die commerciële of beroepsactiviteiten ontplooit in de lidstaat waar de consument woonplaats heeft, of dergelijke activiteiten richt op die lidstaat.
Het Europese Hof (‘het Hof’) heeft nu in twee gevoegde zaken duidelijkheid gegeven over de omstandigheden waaronder een ondernemer die zijn diensten via internet aanbiedt geacht wordt zijn activiteiten te hebben gericht op de lidstaat van een consument.
In de eerste zaak had een Oostenrijkse consument voor de Oostenrijkse rechter tegen een Duitse rederij een vordering ingesteld tot terugbetaling van de prijs die hij voor een reis had betaald. De tweede zaak betrof een Oostenrijks hotel dat in Oostenrijk een vordering instelde tegen een Duitse consument die de rekening voor zijn verblijf niet had betaald. De vraag die voorop stond bij het Oostenrijkse Oberste Gerichtshof, dat zich wendde tot het Hof, was of de ondernemers (de Duitse rederij en het Oostenrijkse hotel) hun activiteiten gericht hadden op een andere lidstaat (respectievelijk Oostenrijk en Duitsland) door hun diensten via internet aan te bieden, waardoor de consumenten die hun diensten hadden geboekt de bescherming hadden gekregen van de bevoegdheid van hun eigen rechters.
In haar beslissing van 7 december 2010 oordeelde het Hof dat het loutere gebruik van een internetsite door een ondernemer om handel te drijven op zichzelf niet betekent dat die activiteit ‘gericht is op’ andere lidstaten. In plaats daarvan is vereist dat de ondernemer zijn wil tot uitdrukking heeft gebracht om commerciële betrekkingen aan te knopen met consumenten in andere lidstaten.
De enkele vermelding op een internetsite van het e-mailadres of het geografische adres van de ondernemer en de opgave van zijn telefoonnummer zonder internationaal kengetal is niet voldoende aanwijzing dat de ondernemer zijn activiteit richt op een of meer lidstaten, aangezien een consument die woonplaats heeft in dezelfde lidstaat als waar deze ondernemer gevestigd is, dit soort gegevens hoe dan ook nodig heeft om betrekkingen met deze ondernemer aan te knopen.
Deze wil van de ondernemer komt echter duidelijk tot uitdrukking wanneer hij zijn diensten of goederen aanbiedt in één of meerdere bij name genoemde lidstaten, of wanneer de ondernemer betaalt voor een door een exploitant van een zoekmachine aangeboden zoekmachineadvertentiedienst, teneinde de consumenten die in verschillende lidstaten woonplaats hebben, gemakkelijker toegang te verlenen tot zijn site. Minder evidente aanwijzingen zijn onder andere de betrokken internationale activiteit (zoals toeristische activiteiten), de vermelding van een telefoonnummer met internationaal kengetal, het gebruik van een andere topleveldomeinnaam dan die van de lidstaat waar de ondernemer gevestigd is, zoals .com of .eu, routebeschrijvingen vanuit één of meerdere andere lidstaten naar de plaats waar de dienst wordt verricht, de verwijzing naar een internationale clientèle samengesteld uit klanten die in verschillende lidstaten woonplaats hebben, en het gebruik van een andere taal of valuta dan gewoonlijk wordt gebruikt in de lidstaat van de ondernemer.
Wat deze twee zaken betreft is het aan de nationale rechter om te verifiëren of er aanwijzingen in die zin zijn om vast te stellen dat de activiteiten van de ondernemers gericht waren op één of meer andere lidstaten dan Oostenrijk.