In 2011 vraagt de gemeenteraad van de gemeente Schiedam onderzoek te doen naar de integriteit van haar burgemeester Wilma Verver. Onderzoeksbureau BING voert dit onderzoek uit en brengt een zeer kritisch rapport uit. Daarop volgt een kluwen van procedures tussen de (inmiddels ex-)burgemeester en BING, waarvan de laatste aflevering een uitspraak in een bodemprocedure van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht is. Verver vroeg in deze procedure schadevergoeding, verwijdering van uitingen van BING van het internet en een rectificatie. De rechtbank wijst al haar vorderingen af.
De rechtbank gaat in de uitspraak in detail in op de beschuldigingen in het rapport aan het adres van Verver. Verver had gesteld dat deze beschuldigingen verschillende onjuistheden bevatten. De rechtbank oordeelt dat BING op twee punten onzorgvuldig heeft gehandeld jegens Verver, maar dat het rapport “voor het overige stand houdt“. De twee onzorgvuldigheden zijn niet voldoende om te leiden tot aansprakelijkheid, zoals de rechtbank uiteenzet bij het toetsingskader:
“BING [diende] tegenover [eiseres] eveneens een bepaalde, bij een dergelijk onderzoek passende, mate van zorgvuldigheid in acht te nemen. Daarmee is echter nog niet gezegd dat iedere onzorgvuldigheid of iedere onjuiste conclusie in het rapport reeds op zichzelf leidt tot aansprakelijkheid van BING. Er moet sprake zijn een zodanig gebrek, dat dit van invloed is geweest op de door [eiseres] gestelde schade.”
De rechtbank is er niet van overtuigd dat de twee onzorgvuldigheden van invloed zijn geweest op de gestelde schade van Verver. Daarbij weegt de rechtbank mee dat er andere factoren meespeelden die ook impact (zouden kunnen hebben) gehad op de eer en goede naam van Verver:
“Aanleiding voor het onderzoek en het rapport van BING was de verdenking van tekortkomingen in het professioneel handelen van [eiseres] , waarvoor ook al maatschappelijke en media-aandacht was ontstaan. Ook staat vast dat [eiseres] haar functie van burgemeester uit eigen beweging heeft neergelegd nog voordat het rapport van BING beschikbaar kwam. Het enkele feit dat het rapport niet op alle onderdelen kan worden gevolgd, maakt dan nog niet dat als gevolg daarvan sprake is van een verdere aantasting in de eer en goede naam van [eiseres] . [eiseres] had daarvoor meer moeten aanvoeren dan zij heeft gedaan.”
Verver had verder aangevoerd dat er onvoldoende gelegenheid voor wederhoor was geboden door BING. De rechtbank gaat hier ook aan voorbij en oordeelt dat ongeacht of BING onzorgvuldig zou hebben gehandeld in dit verband, Verver niet duidelijk heeft gemaakt wat haar wederhoor zou hebben toegevoegd:
“[eiseres] heeft nagelaten te onderbouwen wat zij meer of anders zou hebben verklaard, zodanig dat de conclusies in het rapport niet zouden zijn getrokken. Daarmee heeft [eiseres] niet aannemelijk gemaakt dat op dit onderdeel de conclusies van het rapport ten onrechte zijn getrokken. Dit geldt ook ten aanzien van de stelling van [eiseres] dat de conclusies in het rapport onbetrouwbaar zijn als gevolg van het feit dat het haar heeft ontbroken aan de mogelijkheid voorafgaand aan de publicatie kennis te nemen van hoofdstuk 8.”
Verver had tot slot nog eisen ingesteld tegen een bericht over de zaak op de website van BING. Ook deze treffen echter geen doel. De rechtbank oordeelt daarover kort:
“De rechtbank overweegt dat hiervoor is geoordeeld dat BING op bepaalde punten niet zorgvuldig is geweest. Het enkele feit dat een partij in publieke uitingen als de eigen mening verkondigt dat zij zorgvuldig heeft gehandeld, terwijl de rechter die daarover moet oordelen daar later anders over blijkt te oordelen, maakt de publicatie nog niet onrechtmatig. Dit onderdeel van de vordering moet bij gebreke van een deugdelijke grondslag dan ook worden afgewezen.”