Jezus geen auteursrecht, zo kopten de media donderdag. Wat was het geval? Een Amerikaanse hoogleraar had een boek geschreven dat haar zou zijn ingefluisterd door Jezus. De hoogleraar zou slechts het instrument van Jezus zijn geweest. Dat bracht een Duitse vereniging ertoe om dan maar complete passage uit het boek te herpubliceren. Want als Jezus het creatieve brein achter het boek was, dan zou Jezus, en niet de hoogleraar, ook de auteursrechthebbende zijn. En omdat het auteursrecht 70 jaar na de dood van de auteur eindigt, kon de vereniging er toch wel vanuit gaan dat het auteursrecht was beëindigd.
Een Amerikaanse stichting die de nalatenschap van de hoogleraar (die inmiddels was overleden) beheert dacht daar anders over en sleepte de Duitsers voor de rechter. Het hof in Frankfurt oordeelde dat ingevingen uit het hiernamaals zijn toe te rekenen aan de persoon die ze opschrijft. De hoogleraar (en na haar dood haar erfgenamen) hadden dus wel degelijk het auteursrecht.
Gek genoeg doen zich dit soort conflicten vaker voor. Jomanda kwam een paar jaar geleden met het onzalige idee om een boekje te publiceren waarin het ‘ware verhaal’ zou staan over de dood van Sylvia Millecam. En Jomanda kreeg haar teksten rechtstreeks door uit het hiernamaals, direct van de overleden Millecam zelf.
Al in 1927 liet de Engelse rechter zich in de zaak Cummins v. Bond uit over een soortgelijk geval. Een auteur claimde een boek te hebben geschreven dat haar werd ingegeven door een van de volgers van Jezus. Ook hier ontstond ruzie over het auteursrecht op het boekje. De Engelse rechter loste dit probleem op de kenmerkende droge Britse manier op:
“The plaintiff and the defendant are of the opinion that the true originator of these documents is some being no longer inhabiting this world, and who has been out of it for a length of time sufficient to justify the hope that he has no reasons for wishing to return to it. I do not feel myself competent to make any declaration in favour [of an individual who has been dead and buried for some 1900-odd years], and recognizing as I do that I have no jurisdiction extending to the sphere in which he moves, I think I ought to confine myself when inquiring who is the author to individuals who were alive when the work first came into existence (…).[T]he conclusion which the defendant invites me to come to in this submission involves the expression of an opinion I am not prepared to make, that the authorship and copyright rest with some one already domiciled on the other side of the inevitable river. That is a matter I must leave for solution by others more competent to decide it than I am. I can only look upon the matter as a terrestrial one, of the earth earthy, and I propose to deal with it on that footing“.