KRO-NCRV en Follow the Money hebben onderzoek gedaan naar bedrijven in de zorgsector en willen hier in de week van 24 juni in artikelen, een tv- en een radio-uitzending over publiceren. Eén van de bedrijven die in de uitzending kritisch besproken wordt, een thuiszorgbedrijf, probeert deze publicaties te voorkomen en start een kort geding tegen KRO-NCRV en Follow the Money. De voorzieningenrechter wijst de eisen van het bedrijf echter integraal af.
Omdat het gaat om het voorkomen van publicaties bevestigt de voorzieningenrechter dat het censuurverbod als uitgangspunt geldt: “men mag publiceren –of op radio of televisie uitzenden- wat men wil zonder voorafgaande toestemming (van de rechter)”. Dit toetsingskader geldt, naar oordeel van de voorzieningenrechter, ook voor een vordering waarmee beoogd wordt “specifieke elementen” van de voorgenomen publicaties te voorkomen. Er kan slechts “bij hoge uitzondering” voorafgaand aan publicatie worden ingegrepen.
De voorzieningenrechter stelt vast dat het om een onderwerp van “grote maatschappelijke relevantie” gaat, namelijk de winstmarges in de (thuis)zorg. Daarbij acht zij verder van belang dat het gaat om een “zakelijke kwestie” en dat voorshands geoordeeld kan worden dat er voldoende steun in de feiten bestaat voor de te publiceren informatie.
Het bedrijf had verder betoogd dat de publicaties haar onherstelbare schade zouden toebrengen. De voorzieningenrechter oordeelt dat dit onvoldoende onderbouwd is: “De financiële schade die [eiseressen] vrezen [is] niet nader onderbouwd”.
Daarbij weegt de voorzieningenrechter mee dat de geboden mogelijkheid tot wederhoor adequaat is geweest. Ruim drie weken voor de uitzending ontving het thuiszorgbedrijf een uitgebreide vragenlijst en “het was niet noodzakelijk, en het kan, gelet op de journalistieke bronnenbescherming ook niet worden verlangd, dat bij die vragenlijst al het onderliggend bronmateriaal werd overgelegd”. Daarnaast is de reactie van het thuiszorgbedrijf in de publicaties opgenomen waardoor haar standpunt voor het publiek voldoende duidelijk wordt. Ook oordeelt de voorzieningenrechter: “Bovendien heeft [eiser] zélf afgezien van de haar geboden mogelijkheid om haar visie voor de camera duidelijk te maken”.
De voorzieningenrechter oordeelt dat niet aannemelijk is geworden dat er sprake is van “zeer bijzondere omstandigheden die tot een preventief ingrijpen als gevorderd zouden kunnen leiden” en wijst de vorderingen af.
Subsidiair had het thuiszorgbedrijf geëist dat de naam van de bestuurder van het bedrijf (die ook in de bedrijfsnaam is verwerkt) niet genoemd zou mogen worden. Daarover oordeelt de voorzieningenrechter dat “tot de voorlichtende functie van KRO-NCRV en FTM [behoort] in het kader van de berichtgeving dat zo concreet en controleerbaar mogelijk wordt aangegeven om welke onderneming het gaat. Dat belang weegt zwaarder dan het belang van [eiser] bij anonimiteit”.
De publicaties zijn kort na het vonnis verschenen en zijn terug te kijken, te luisteren en te lezen.
KRO-NCRV werd in deze procedure bijgestaan door Christien Wildeman en Emiel Jurjens.