De IJslandse journaliste Erla Hlynsdottir schreef in 2007 in de krant DV een artikel over een seksschandaal in het IJslandse christelijke rehabilitatiecentrum Byrgið, waar mensen met een drugs-, alcohol- of gokprobleem terecht konden. Meneer Y, de directeur van de instelling, werd in 2006 in een tv-uitzending beschuldigd van seksueel misbruik van zijn vrouwelijke patiënten en van misbruik van subsidies. De uitzending bevatte onder meer seksueel expliciete beelden van Y met zijn patiënten, die de beschuldiging leken te onderbouwen. Na die uitzending deden drie voormalige patiënten aangifte tegen Y. Y, maar ook zijn vrouw X, werd door het IJslandse OM vervolgens als verdachte aan gemerkt in een strafzaak.
Hlynsdottir liet in haar artikel A, een van de vrouwen die aangifte had gedaan, en meneer B, de financiële manager van Byrgio en vriend van X en Y, aan het woord. A vertelde hoe mevrouw X deelnam aan de “seksspelletjes” van meneer Y, die zijn patiënten voorhield dat de seks hoorde bij het genezingsproces. Mevrouw X zou geholpen hebben om de andere vrouwen te verleiden, en had ook alleen seksafspraken met patiënten. Ook financiële man B vertelde dat zowel X als Y seksueel misbruik van patiënten hadden gemaakt. B merkte op dat hij het vreemd vond dat het X, ondanks haar positie, werd toegestaan om met kinderen te werken. X werkte ten tijde van het interview op een lagere school.
Mevrouw X startte een procedure tegen de journaliste, en de geïnterviewden, mevrouw A en meneer B, omdat zij van mening was dat sprake was van onjuiste aantijgingen. De IJslandse rechter vond dat alle vergaande beschuldigingen aan het adres van X door de beugel konden, met uitzondering van één uitspraak. Te weten, de uitspraak van A dat het niet passend was dat degene die jaagde (mevrouw X) voor hem (meneer X) nu werkte op een lagere school. Omdat niet was bewezen dat A woordelijk was geciteerd (iets wat A betwistte), werd alleen de journaliste veroordeeld. Hlynsdottir moest mevrouw X een schadevergoeding van ongeveer EUR 2.200,- betalen.
De zaak kwam uiteindelijk voor het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM). Het EHRM wijst erop dat de kwestie van serieus publiek belang was in IJsland. Het EHRM concludeert dat de IJslandse rechter vond dat de uitlating “is not appropriate that the one who hunts for him works in a primary school”, waarvoor de journaliste was veroordeeld, neerkwam op een beschuldiging dat mevrouw X schuldig was aan een misdrijf. Het EHRM zegt daarover dat dat geen feit is, maar een interpretatie van de IJslandse rechter. Het is het EHRM niet duidelijk hoe het woord “jagen” herleid kan worden tot een strafbare handeling. En dat is wel iets wat de rechter toe had moeten lichten, zeker nu de nationale rechter geen probleem zag in de vele andere vergaande uitspraken over de deelname van mevrouw X aan het seksueel misbruik door Y, en haar eigen seksuele omgang met de patiënten.
Dan volgt een belangrijk punt. Het EHRM wijst erop dat het niet overtuigd is dat de redenen die de nationale rechter aanvoert voor de veroordeling “were relevant to the legitimate aim of protecting the rights and reputation of Mrs X“. Kort door de bocht: waar heeft X het over? Dit punt valt eigenlijk in het niet bij de uitingen die wel rechtmatig worden geacht, en voldoet niet aan de eis dat het relevant is voor het overigens legitieme belang van de bescherming van de rechten en de reputatie van X.
Bovendien heeft de nationale rechter ten onrechte niet toegelicht waarom hier geen sprake zou zijn van een waardeoordeel. Want anders dan feiten, kan en hoeft een waardeoordeel niet bewezen te worden. Volgens het EHRM is ieder geval de uiting dat het niet passend was dat X op een lagere school werkte een mening, en geen feitelijke bewering. Het EHRM wijst nog op de regel dat ook een waardeoordeel excessief kan zijn, als het iedere feitelijk basis ontbeert. Maar daar is hier geen sprake van, nu vaststaat dat X heeft meegedaan aan de seksuele activiteiten. De zinsnede dat X jaagde voor Y wordt wel als feitelijk beoordeeld, maar dat was een feit dat volgens de nationale rechter vast stond.
Het EHRM overweegt verder dat de journaliste een poging tot wederhoor heeft gedaan, en dat een politie-agent betrokken bij het onderzoek had bevestigd dat X mede-verdachte was. De journaliste was daarom voldoende gebalanceerd te werk gegaan.
Het EHRM bepaalt dat IJsland de toe te passen belangenafweging onjuist heeft toegepast en in strijd heeft gehandeld met artikel 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) door de journaliste te veroordelen. IJsland moet de journaliste een vergoeding van EUR 8000 plus rente betalen.