Tussen een badkamerproducent en een consument is een meningsverschil ontstaan over de plaatsing van een luxe badkamer. De consument heeft naar aanleiding hiervan het consumentenprogramma Kassa van BNN-VARA benaderd. De redactie van Kassa neemt contact op met de badkamerproducent en gaat samen met de consument op het kantoor van de badkamerproducent langs. De badkamerproducent eist in kort geding dat er geen beeldmateriaal over de kwestie wordt uitgezonden en vordert een voorafgaand publicatieverbod. De beoogde uitzending zou de goede naam van de badkamerproducent schaden en niet bijdragen aan een debat over aangelegenheden van publiek belang.
De voorzieningenrechter oordeelt onder verwijzing naar het Mosley-arrest van het EHRM dat een publicatieverbod vooraf “slechts in zeer uitzonderlijke omstandigheden kan plaatsvinden”. De rechter constateert dat dit BNN-VARA op een voorsprong plaatst in de belangenafweging tussen de bescherming van de goede naam van de badkamerproducent enerzijds en de vrijheid van meningsuiting van BNN-VARA anderzijds.
Bij de genoemde belangenafweging speelt de juistheid van de verwijten – de feitelijke onderbouwing en de inkleding van de feiten – een grote rol. De voorzieningenrechter overweegt dat van BNN-VARA wordt verwacht dat zij voldoende zorgvuldig onderzoek verricht, maar “aan de andere kant hoeft van BNN-VARA niet te worden verwacht dat de juistheid van hetgeen zij uitzendt onomstotelijk vast is komen te staan“.
De voorzieningenrechter komt vervolgens tot het oordeel dat BNN-VARA zorgvuldig te werk is gegaan. Er is voldoende gelegenheid geweest voor de badkamerproducent om weerwoord te geven en BNN-VARA heeft tijdig toegezegd dat het standpunt van de badkamerproducent ten aanzien van de kwestie in de uitzending zal worden betrokken.
Het argument van de badkamerproducent dat slechts sprake is van een individueel geschil en dat een item daarover niet bijdraagt aan het publieke belang gaat volgens de rechter niet op. Duidelijk is geworden dat er bij de consument sprake is van ’teleurgestelde verwachtingen’ in verband met de aankoop van een luxe badkamer en van teleurstelling over de reactie van de badkamerproducent op de door de consument geuite klachten. Dit kan op zichzelf, anders dan de badkamerproducent betoogt, worden aangemerkt als een misstand die de samenleving raakt.
Verder bracht de badkamerproducent nog naar voren dat de mogelijke uitzending onherroepelijk tot faillissement zou leiden, maar wegens gebrek aan onderbouwing snijdt ook dit argument volgens de voorzieningenrechter geen hout. “Gesteld noch gebleken is dat van ondernemingen waaraan Kassa in haar uitzending aandacht heeft besteed, het faillissement is aangevraagd als gevolg van die uitzending in Kassa.”
Alle vorderingen tegen BNN-VARA worden afgewezen.
BNN-VARA werd in deze zaak bijgestaan door Jens van den Brink en Emiel Jurjens.