De Raad voor de Journalistiek oordeelde vorig jaar in twee zaken tegen Het Parool (hier en hier) – aangespannen door een advocaat en een bekende Amsterdamse vastgoedonderneemster – dat de klachten gegrond waren. In de twee civiele procedures die de klagers vervolgens aanspanden, heeft de rechtbank Amsterdam Het Parool nu in het gelijk gesteld.
Het Parool / advocaat
In de zaak van de advocaat oordeelde de rechtbank bij vonnis van 21 maart 2012 als volgt:
“De Publicaties komen er in de kern op neer dat [X] als advocaat nauw betrokken is geweest bij een witwasoperatie, dat hij de belangen van zijn cliënten verwaarloost en tegen (ex-)cliënten veelvuldig procedures aanspant en beslag bij hen legt. Dat zijn, zeker voor een advocaat, ernstige beschuldigingen. Indien juist, gaat het daarbij om een maatschappelijke misstand die door Parool c.s. aan de orde gesteld moet kunnen worden. […]
De rechtbank is van oordeel dat Parool c.s. gelet op het hen ter beschikking staande feitenmateriaal zodanig sterke aanwijzingen hadden dat [X] bij het witwassen betrokken was, dat zij die beschuldiging openbaar mochten maken. Het oordeel van de RvdJ (waar de rechtbank niet aan gebonden is) maakt dat niet anders, temeer omdat bij het college geen inhoudelijk discussie heeft plaatsgevonden over de feitelijke onderbouwing van de beschuldiging, nu Parool c.s. in die procedure niet zijn verschenen.”
Twistpunt was onder meer een brief uit 2005 van de deken van de Orde van Advocaten waarin hij meedeelde geen tuchtrechtelijk onderzoek tegen de advocaat te openen. De advocaat vond dat die brief hem vrijpleitte van betrokkenheid bij witwassen, en dat Het Parool de beschuldiging na 2005 dus niet had mogen herhalen of in ieder geval had moeten melden dat de Deken vond dat er niets aan de hand was.
De Raad voor de Journalistiek volgde de advocaat en overwoog: “[door] onvermeld te laten dat de Orde van Advocaten in 2005 ter zake geen aanleiding zag voor tuchtrechtelijke stappen jegens klager, hebben verweerders [red: het Parool] op dit punt onvolledig en daardoor onjuist over klager bericht“.
De rechtbank oordeelt echter anders: “Allereerst is uit de brief niet op te maken dat de beschuldiging aan het adres van advocaat [X] ongegrond is, maar alleen dat de deken geen aanleiding zag voor tuchtrechtelijk onderzoek en dat hem niet was gebleken van enig tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. Verder volgt uit de opmerkingen van de deken […] dat hij geen daadwerkelijk onderzoek had verricht, maar alleen inlichtingen had ingewonnen […] onder die omstandigheden kan de brief […] niet gelden als een omstandigheid waarmee het Parool c.s. bij het doen van verdere beschuldigingen rekening had moeten houden.
Verder is de uitspraak van belang omdat de rechtbank laat zien dat zij oog heeft voor de omstandigheden waaronder onderzoeksjournalisten hun werk doen: “Aan de journalistiek kan niet de eis gesteld worden dat alleen op basis van álle relevante stukken wordt gepubliceerd. Niet alleen is voor een journalist vaak niet eens duidelijk over welke stukken hij niet beschikt, maar een dergelijk eis zou de mogelijkheden voor de journalistiek om misstanden aan de kaak te stellen ongeoorloofd inperken. Het gaat erom of de journalist op basis van de wèl beschikbare gegevens tot de uiting heeft mogen komen. […]
Omdat Parool c.s. op grond van het aanwezige feitenmateriaal mochten concluderen dat er voldoende basis was voor de beschuldiging van betrokkenheid bij het witwassen, mochten zij tot publicatie overgaan. Ook als achteraf vast zou komen te staan dat [X] geen enkele betrokkenheid had bij de bewuste transactie en daarvan nooit verdacht is geweest, maakt dat de publicaties niet onrechtmatig.”
Het Parool/vastgoedonderneemster
De tweede zaak – eveneens een vonnis van 21 maart 2012 (hier op rechtspraak.nl) – betrof een publicatie in Het Parool over de betalingsmoraal van een bekende Amsterdamse vastgoedonderneemster. Zij zou verschillende partijen hebben gedupeerd door stelselmatig rekeningen onbetaald te laten.
Volgens de rechtbank is zij er niet in geslaagd aan te tonen dat er feitelijke onjuistheden in het artikel staan. Wel merkt de rechtbank op dat het Het Parool op één punt niet volledig is geweest, maar dat maakt het artikel nog niet onrechtmatig: “Wel is Middelburg [red: Het Parool] niet zo volledig geweest met betrekking tot dit onderwerp als hij had kunnen zijn door in het artikel alleen te vermelden dat [Y] is verwikkeld in rechtszaken met [Z], maar onvermeld te laten dat er twee vonnissen zijn gewezen die gunstig waren voor [Z] (of aan haar verwante vennootschappen). […] Dat het artikel op dit punt onvolledig is maakt evenwel niet dat de inhoud van het artikel als geheel als onrechtmatig jegens [Z] c.s. is aan te merken. Ook indien de uitkomst van de door [Z] c.s. aangehaalde vonnissen wel in het artikel zou zijn vermeld, wordt de strekking van het artikel in voldoende mate gedragen door de overige hiervoor en hierna besproken kwesties.”
Verder is de rechter van oordeel – in tegenstelling tot de Raad van de Journalistiek – dat het Parool de vastgoedonderneemster voldoende in de gelegenheid heeft gesteld om te reageren op de publicatie. Voorafgaand aan de publicatie is er telefonisch en schriftelijk contact geweest tussen Het Parool en de vastgoedonderneemster en haar advocaat en haar reactie is in het artikel verwerkt.
Tot slot wijdt de rechtbank een interessante overweging aan het gebruik van oude publicaties als bron voor een nieuw artikel. Het Parool had informatie uit eerdere publicaties in andere media aan de vastgoedonderneemster voorgehouden maar zij ontkende dat die informatie juist was. De rechtbank overweegt hierover: “Nu echter niet gebleken is dat [Z] ooit eerder bezwaar heeft gemaakt tegen de inhoud van voornoemde publicaties, kon [Z] ten opzichte van Middelburg [red: Het Parool] niet volstaan met een enkele ontkenning van de juistheid van deze informatie“.
Zie hier voor de reactie van de voorzitter van de Raad voor de Journalistiek naar aanleiding van een kritisch bericht op Media Report over het verschil in uitkomst bij de Raad en rechter in een andere zaak.
Het Parool werd in beide zaken bijgestaan door Christien Wildeman (Kennedy Van der Laan).