Op 18 mei 2016 heeft het College van Beroep (CvB) beslist op het door Suit Supply ingestelde beroep tegen de beslissing van de Reclame Code Commissie (RCC) dat drie reclame-uitingen van Suit Supply in strijd waren met de artikel 2 Nederlandse Reclame Code (NRC). Dit artikel bepaalt dat reclame in overeenstemming dient te zijn met de wet, de waarheid, de goede smaak en het fatsoen. In tegenstelling tot de Commissie achtte het College van Beroep twee van de drie reclame-uitingen niet in strijd met dit artikel.
Achtergrond
De uitingen in kwestie zijn onderdeel van de reclamecampagne ‘Suit Supply ToyBoys’ van Suit Supply die begin dit jaar (zoals iedere campagne van Suit Supply) enige ophef veroorzaakte. Zo leidde de campagne tot het Facebookevenement ‘Suit supply posters onderspuiten’ en zelfs tot doodsbedreigingen aan het adres van Suit Supply eigenaar Fokke de Jong. Ook zijn er klachten ingediend bij de Stichting Reclame Code. Naar aanleiding van deze klachten heeft de RCC op 15 maart 2016 geoordeeld dat de klachten ten aanzien van 3 van de reclame-uitingen gegrond waren. Ten aanzien van een andere uiting, een poster waarop een vrouw in bikinibroekje is te zien met een verkleind afgebeelde man die dit bikinibroekje iets naar beneden trekt, werd de klacht afgewezen.
De reclame-uitingen in kwestie
Tegen de drie als gegrond beoordeelde klachten heeft Suit Supply beroep ingesteld bij het College van Beroep. Het betreft de volgende uitingen:
Uiting A: een billboardposter met fotomontage van twee verkleind afgebeelde mannen die op de borsten van een vrouw in badpak zijn afgebeeld (zie de foto bij dit artikel).
Uiting B: een billboardposter met fotomontage van een verkleind afgebeelde man zittend op de hals van een liggend afgebeelde vrouw.
Uiting C: een fotomontage op de website van Suit Supply van een verkleind afgebeelde man die schuin achter de billen van een liggende vrouw staat terwijl hij zijn vlakke rechterhand omhoog houdt.
Beslissing CvB
Het College van Beroep oordeelde in beslissingen 2016/00193, 2016/00193A, 2016/00193B en 2016/00193C over uiting A en in beslissing 2016/00193E over uitingen A, B en C.
Suit Supply had tegen de beslissing van de Reclame Code Commissie onder meer aangevoerd dat de RCC twee polls gehouden door BN DeStem en Metro Nieuws in haar oordeel had moeten betrekken. Hieruit bleek dat 70% van de respondenten geen probleem had met de uitingen. Deze peilingen zouden aldus Suit Supply de visie ondersteunen dat de uitingen naar huidige maatschappelijke opvattingen niet worden gezien als strijdig met de goede smaak en het fatsoen. Het College van Beroep oordeelde hierop dat niet voldoende aannemelijk was gemaakt dat de peilingen betrouwbaar en representatief waren om te bepalingen hoe volgens de huidige maatschappelijke opvattingen over de reclame-uitingen werd gedacht.
Daarnaast voerde Suit Supply aan dat de Commissie had miskend dat de uitingen een duidelijk humoristisch en absurdistisch karakter hadden en hierdoor door het publiek met een korrel zout zouden worden genomen. Bovendien zouden de afbeeldingen ook niet de indruk wekken dat de afgebeelde vrouw overgeleverd zou zijn aan de afgebeelde man(nen).
Ten aanzien van uiting A en B ging het CvB met de aangevoerde argument van Suit Supply mee. Het CvB oordeelde dat duidelijk sprake is van een fotomontage met absurd te achten resultaat, onder meer veroorzaakt door het feit dat de mannen verkleind zijn afgebeeld. Dit absurdistische karakter staat dan ook in de weg aan de conclusie dat sprake is van een reële situatie van misbruik van een vrouw. Niet strijdig met artikel 2 NRC dus.
Uiting C is echter van een ander karakter volgens het College van Beroep:
4.13. Het College oordeelt dat in uiting C sprake is van een vorm van interactie die een seksuele component heeft door de prominent afbeelding van de deels ontblote billen van de vrouw, die relatief zeer groot en opvallend in beeld komen, en de evidente suggestie dat de man deze aanraakt en daarop een klap zal gaan geven (‘spanking’). Het door een man aanraken van de billen van een vrouw en het geven van een klap daarop kan onder omstandigheden als een vorm van seksuele intimidatie en als strafbaar gedrag worden beschouwd.
4.14. Niet duidelijk is onder welke omstandigheden het gedrag in de uiting plaatsvindt. De houding van de vrouw biedt hierover geen uitsluitsel. Op grond van het voorgaande moet het ervoor worden gehouden dat sprake is van een situatie dat de man ongevraagd en op eigen initiatief de linker bil van de vrouw aanraakt en daarop bovendien een klap zal geven. Alsdan is sprake van ongewenst seksueel getint contact. Door de nadruk die op dit contact valt, zou de uiting aldus kunnen worden opgevat dat dergelijk gedrag als ‘normaal’ kan worden beschouwd. Naar het oordeel van het College komt hierdoor in uiting C een beeld naar voren dat niet in overeenstemming kan worden geacht met de goede smaak en het fatsoen. Het verspreiden van een reclame-uiting die uitdrukkelijk een vorm van ongewenst, mogelijk strafbaar gedrag met een seksuele component als normaal gedrag toont, kan maatschappelijk niet worden aanvaard nu dit kan bijdragen aan een ongewenste beeldvorming bij het publiek. Dat uiting C een absurdistische component heeft doordat de man veel kleiner is afgebeeld dan de vrouw, leidt niet tot een ander oordeel. Dit maakt het getoonde gedrag en dientengevolge de (beeldvorming die kan uitgaan van de) uiting immers niet minder ongewenst.
Nu deze uiting in strijd wordt bevonden met artikel 2 NRC wordt het oordeel van de RCC ten aanzien van uiting C bevestigd.