SBS en Endemol mochten vorig jaar niet de heimelijk gemaakte opnames van Koos H. uit de TBS kliniek uitzenden. Eerder schreven we al hier over deze zaak. Na twee kort geding uitspraken (9 april 2010 en 16 april 2010) is de kwestie op 8 maart 2011 behandeld in hoger beroep door het hof Amsterdam. Het hof behandelt het hoger beroep in beide kort geding uitspraken tegelijk. Het hof bevestigt dat Endemol en SBS (en Peter R. de Vries) de beelden van Koos H. niet mochten uitzenden. Peter R. de Vries wijdde drie uitzendingen aan Koos H. In de eerste twee uitzendingen waren beelden van de voor moord veroordeelde Koos H. te zien, voor de derde uitzending was een acteur ingeschakeld. Met de tweede uitzending overtrad SBS het verbod met een dwangsom à 15.000 euro. Daarop werd de dwangsom verhoogd in het tweede kort geding naar 500.000 euro ten laste van SBS én Peter R. de Vries. Deze hoge dwangsom is door inzet van de acteur in de derde uitzending dus uiteindelijk niet verbeurd.
Het hof oordeelt, net als de voorzieningenrechter, dat het recht op bescherming van de privacy van Koos H. zwaarder weegt dan het recht van Endemol en SBS op openbaarmaking van de verkregen informatie. Zij mochten alle informatie openbaar maken, maar het beeld- en geluidsmateriaal was niet noodzakelijk voor de maatschappelijk discussie volgens het hof.
Het hof bespreekt alle omstandigheden en stellingen van Endemol en SBS, maar met de vraag of het beeld- en geluidsmateriaal noodzakelijk is hanteert het hof een verkeerde toets. In dat kader heeft mijn collega Jens van den Brink vorig jaar al in de Volkskrant betoogd dat de vrijheid van meningsuiting het uitgangspunt is. De rechter moet kijken of de vrijheid van meningsuiting noodzakelijk beperkt moet worden op basis van artikel 10 lid 2 EVRM in verband met de privacy van Koos H. Of de belangenafweging in deze uitspraak door het hof goed is gemotiveerd, is wellicht een vraag voor de Hoge Raad. Een andere vraag is dan nog of het eindoordeel in deze zaak anders zou uitvallen.